Jorik Vervoort: ‘Je kan nooit voorbij je paard lopen’

Jorik Vervoort: ‘Je kan nooit voorbij je paard lopen’

De lente staat voor nieuw leven en voor een nieuw schooljaar voor jonge paarden. Vierjarigen zetten hun eerste stappen in de ring en maken hun eerste sprongen in een officieel parcours. In een nieuwe serie van de Zadelkamer praat Kris Van Loo met Jorik Vervoort over het opleiden van jonge paarden. ‘Je kan nooit voorbij je paard lopen’

Jorik Vervoort heeft van jonge paarden opleiden zijn hoofdactiviteit gemaakt. Niels Bruynseels is een van zijn belangrijkste klanten. Jorik ging in de leer bij Marc Van Dijck, werkte bij de Rostal van Paul Peeters en bij Luc Tilleman voor hij met zijn eigen stal begon.

‘De toekomst van een paard valt of staat met zijn opleiding. Ik heb enkele veelbelovende jonge paarden. En ik weet zeker dat wanneer ze geen goede opleiding op maat krijgen, het helemaal verkeerd zal aflopen. Als een eigenaar niet wil investeren in de opleiding en zo’n paard onderbrengt bij iemand die er niet in gelooft of er geen tijd voor heeft, loopt het faliekant af. Wat heb je dan gewonnen? Op het einde van de rit is niemand tevreden: noch de ruiter noch de eigenaar, noch het paard.

"Het is altijd een wisselwerking, paard en ruiter moeten elkaar kunnen lezen"

‘Veulens geven al een indicatie, al zijn ze moeilijk te selecteren. Van een tweejarige die in vrijheid springt, herken je al iets meer. Dan denk ik aan de mentaliteit en de manier waarop een paard naar een hindernis gaat. Ik denk ook aan de natuurlijke beweging en de afdruk. Een paard met een goede balans zal altijd een betere sprong maken.
Ik heb enkele maanden geleden de kans gekregen om een wedstrijd vrij springen te jureren. Heel interessant en je haalt de betere vrijspringers er wel uit. Maar wat zegt dat over hun toekomst? Dat kan je moeilijk inschatten. Een paard met een moeilijker galop is nog geen slechte springer. Daar zijn genoeg voorbeelden van. En je kan uren discussiëren over het talent en het potentieel van een jong paard, veel wordt bepaald door de prijs. Dat economisch aspect speelt ook een rol.

‘Heel belangrijk voor het zadelmak maken is het werk aan de longe. Zo maken ze al kennis met een zadel, met de optoming en leren ze omgaan met het contact en de impact. Daar zijn we vlot 2 weken mee bezig. Dat doen we in de winter van het jaar dat ze 3 worden. Rust en ontspanning zijn de sleutelbegrippen in de fase van het zadelmak maken. We zijn tenslotte bezig met kleuters. Ik hoor mensen wel eens zeggen dat wij ook elke dag moeten werken. Ja, maar onze eerste 15 jaar hoefden wij niet te werken. Wij leerden spelenderwijs en zo moet het ook verlopen bij driejarigen. Heel basic: aanrijden, laten kennismaken met een sprong onder het zadel en terug de weide op. In oktober begint hun echte opleiding. Heel rustig en geduldig: voorwaarts en zijwaarts rijden, thuis en op andere locaties. In dat stadium ontdek je hoe slim je paard is. Hoe snel pikt het iets op en wil het meewerken?

‘Het is heel moeilijk om een paard op jonge leeftijd te oordelen. Je moet wel altijd iets voelen wat je kan overtuigen. Dat is net het mooie aan een opleiding: dat iets je kan overtuigen om er tijd en energie in te steken. Ik was als jonge ruiter onzeker en door de jaren heen kreeg ik bevestiging. Van Paul Peeters, Luc Tilleman, Patrick Vanderyt, Jan Simons, Nick Vrins, Niels Bruynseels, en dan begin je in jezelf te geloven. Paarden hebben zo’n bevestiging ook nodig. Die ene ruiter die in hen gelooft. Kijk naar Gancia en Niels.

Belangrijk daarbij is dat de ruiter zijn paard het gevoel moet geven dat hij zichzelf kan dragen. Door je paard aan het been te hebben en in balans te houden tussen je hand en je been, krijgt het zelfvertrouwen en  rust. Enkel zo kan het zijn talenten ontwikkelen.’

Tijd nemen en niet snel oordelen

‘Je moet daarvoor je tijd nemen en nooit te snel oordelen. Ik heb twee jaar geleden van Niels Bruynseels de zesjarige hengst Vintage (Vagabond de la Pomme x Numero Uno) op stal gekregen. Een heel chique hengst die in vrijheid heel netjes sprong. Twee jaar geleden kwam hij bij mij. Onder het zadel schoot hij als vierjarige bij een sprong alle kanten uit. Pas een jaar later kwam de ontspanning enwerd hij mentaal rustiger. Terzelfdertijd stonden de hindernissen hoger en pas dan toonde hij zijn kwaliteit. Als vierjarige was er niemand langs de zijlijn er wild van. Een jaar later wist hij er veel te overtuigen. En ik begrijp dat. Als je een jonge hengst wil kopen, zou je Vintage als vierjarige voorbijlopen. Vandaag blijf je er bij stilstaan.’

"Een jong paard moet fysiek en mentaal kunnen recupereren en verwerken"

‘Wat ik heel belangrijk vind, is de tijd die je met je paard doorbrengt. Mijn paarden, zelfs de hengsten, staan elke dag minstens 2 uur tot een halve dag op de weide en dat doen we zelf.  Wie zet ik waar bij wie? Daar leer je ook veel uit. Ik zal evenmin een paard eventjes tussendoor een kwartier rijden. Bij ons duurt dat minimum drie kwartier. Ik ben vlot 12 uur op stal en rij 8 paarden. En als een vierjarige goed meegewerkt heeft, mag hij de volgende dag op de weide doorbrengen. Beter één dag drie kwartier rijden en twee dagen op de weide, dan elke dag één kwartier rijden.  Een jong paard moet ook fysiek en mentaal recupereren en verwerken wat hij geleerd heeft. Enkel zo kan je iets opbouwen.
Recuperatie is een belangrijk onderdeel van de opleiding. Als ik met een jong paard op (oefen)wedstrijd ga en tevreden ben over zijn parcours, mag hij gerust één of twee dagen op de weide. Ik ben van mening dat paarden nog te veel opgesloten worden. Letterlijk, in de zin dat ze te weinig op de weide komen. Ik merk dat vaak aan nieuwe paarden die toekomen. Je ziet meteen of ze veel buiten geweest zijn of hun dagen uitsluitend doorgebracht hebben in een box. En je ziet ook hoe blij ze worden als ze buiten paard mogen zijn. Als zij gelukkig zijn, zullen ze altijd meer doen. 1.60m paarden springen de laatste 10 centimeter met hun hoofd.’

"Je moet niet kijken naar een ander, je moet enkel kijken naar jouw paard"

Jorik bekent dat hij zich vroeger wel eens liet meeslepen in het verwachtingspatroon van een jong paard. ‘Terwijl een paard er niet beter van wordt als het van moetens is. Een paard moet niks als vierjarige of vijfjarige enzovoort. Veel ruiters of fokkers of eigenaars spiegelen zich aan leeftijdsgenoten. Je moet niet kijken naar een ander, je moet enkel kijken naar jouw paard. Als je een paard het gevoel kan geven dat hij zichzelf kan dragen, wordt hij altijd beter. Dat proces mag je niet forceren. Als ruiter moet je daarop anticiperen. Je kan nooit voorbij je paard lopen. Je zit er op en je moet het volgen. Dat is de essentie van een goede opleiding en daar maak je als ruiter het verschil. Een paard fokken of kopen is een lange termijn investering. Wie op korte termijn voor het snelle geldgewin gaat, zal nooit succesvol zijn.  Wat dat betreft zou het interessant zijn als alle betrokken partijen meer overleggen en meer samenwerken in vertrouwen. Daar wordt iedereen beter van.’

Hoe goed de intenties ook zijn, garanties krijg je niet. Dat beaamt ook Jorik: ‘We moeten toegeven dat we ons allemaal wel eens vergissen. In positieve en negatieve zin. Maar, hoe beter je je paard kent, hoe juister je inschatting. Daarom hou ik mijn stal bewust kleinschalig. Ik wil elk paard kennen en doorgronden. Dat kan enkel als je niet te veel paarden onder je hoede hebt. Ik heb een zesjarige die de eerste 10 minuten niet aangenaam is om mee te stappen. Constant huppelen en trippelen. Te veel bloed zou je zeggen. Als mens zou je hem een ADHD’er noemen, maar dat is net zijn kwaliteit. Dat herken je enkel als je er veel mee bezig bent. Pas dan kan je een paard doorgronden, lezen en een aangepast programma geven. Het klinkt misschien banaal, maar als je zelf je paarden naar de weide brengt en ze observeert, leer je ook veel over hun karakter, mentaliteit en gevoeligheid. Je herkent het wanneer ze zich ontspannen, loslaten en zich gelukkig voelen.’

bron: Paardensport Vlaanderen - De Zadelkamer (persbericht)