Eigenaar draait vanaf nu zelf op voor ophaling gestorven paard

Eigenaar draait vanaf nu zelf op voor ophaling gestorven paard


Vanaf 1 januari 2021 maakt de OVAM een onderscheid tussen paardachtigen die gehouden worden als gezelschapsdier, en paarden die gehouden worden als landbouwdier. Dit heeft gevolgen voor de financiering van de ophaling van dode paardachtigen. 


Tot nu toe werden de kosten van de ophaling en verwerking van gestorven landbouwdieren, waaronder paardachtigen, bij particulieren betaald door het Vlaamse Gewest. Deze steunmaatregel is echter enkel bedoeld voor landbouwdieren, terwijl veel paarden eerder een functie als gezelschapsdier hebben. De kosten voor de ophaling en verwerking van dode gezelschapsdieren moeten betaald worden door de eigenaar.

In 2010 stelde de Europese wetgeving (**) regels vast omtrent de identificatie van paardachtigen. Deze dieren moeten binnen een jaar na geboorte geïdentificeerd worden (via microchip, paspoort en registratie in de centrale databank). Ze krijgen dan een sanitaire status ”behouden of uitgesloten voor menselijke consumptie”.

Gevolgen voor eigenaars van paardachtigen

Mijn paardachtige is gechipt als “behouden voor de voedselketen”

- het dier moet binnen 24 uur na overlijden met chipnummer gemeld worden aan Rendac;

- indien uw paard als landbouwdier kan worden beschouwd betaalt u aan Rendac minimaal een vast bedrag. Na verificatie kan hiervan een deel worden terugbetaald.

Mijn paardachtige is gechipt als “uitgesloten voor de voedselketen” of niet gechipthet

- dier moet binnen 24 uur na overlijden met chipnummer gemeld worden aan Rendac;

- er is geen steunbedrag voorzien. U staat zelf in voor de kosten van de ophaling en verwerking.

Bron: Paardenpunt Vlaanderen