De Portemonnee van Jan Claeys en Jean-Christophe de Grande: "CSI-wedstrijden zijn geen sport, maar netwerk plaatsen..." (PV29920)

De Portemonnee van Jan Claeys en Jean-Christophe de Grande: "CSI-wedstrijden zijn geen sport, maar netwerk plaatsen..." (PV29920)

In Ă©Ă©n van de laatste edities van de Paarden Gazet werd de Belgische federatie geconfronteerd met enkele absurde kosten voor ruiters. Zoals de 28 euro voor internationale kandidatuur-stelling. "Vijf minuten werk, maar ondanks continue digitale evolutie blijft die kost oplopen." klonk het toen. "Deze draagt bij tot de algemene bekostiging van onze werking," klonk het toen. We spraken daarom met Jean-Christophe de Grande en Jan Claeys... Wat kost dat nu internationaal springruiter zijn?


Geen intentie om in de portemonnee te kijken, wel eens kijken hoeveel je nu kwijt bent als internationaal ruiter! "Het is jammer dat - tenzij je echt rijdt om te winnen in een Ranking rubriek of de Grote Prijs - de sport niet langer zelf bedruipend is," concluderen beide ruiters. "We bouwen daarom onze internationale deelnames een beetje af, tenzij we echt kans maken om te winnen!"

 â€śAls ik op internationaal ga, neem ik het liefst drie of vier paarden mee”, begint Jean-Christophe. “Dat zijn sowieso twee paarden die er helemaal klaar voor zijn en vooraan in de proef kunnen rijden. Af en toe vul ik de vrachtwagen aan met nog een jong paard, die daar ervaring kan opdoen. Dat jonge paard moet wel competitief ingesteld zijn.”  Gekwalificeerde paarden meenemen op een internationaal concours is volgens De grande essentieel om de kosten te drukken. “Om internationaal te rijden, moet je heel wat geld neerleggen. Als een paard dan geen ranking proeven of Grote Prijs kan lopen is dat het niet waard”, benadrukt hij.

De kosten die worden gemaakt om een weekend een internationaal concours te rijden moeten rendabel blijven. “Per paard betaal je ongeveer 600 euro aan inschrijvingsgeld, en voor een jong paard zal dat 450 euro zijn. Dan zijn er natuurlijk nog andere, vanzelfsprekende, kosten die erbij komen. Zo moet je ook altijd een groom meehebben. Meestal is dat een freelancer, want thuis blijft het werk ook niet stilliggen natuurlijk (lacht). Zo’n freelancegroom betaal je meestal 100 tot 150 euro per dag. Als je dan vier dagen weg bent, ben je dus al snel 600 euro kwijt”, rekent Jean-Christophe grof uit het hoofd uit.

Als we aan internationaal denken, moeten we ook rekening houden met langere afstanden. “Transportkosten mogen we ook niet vergeten”, vertelt de ruiter. “Een ritje met de vrachtwagen naar het Zuiden van Frankrijk is niet goedkoop. Maar dat hangt ook af van het soort voertuig waarmee we gaan.” Toch hoeven de transportkosten niet onmiddellijk stukken duurder te liggen bij een internationaal dan bij een nationaal concours. “Als ik drie dagen met de jonge paarden op en af naar Gèsves rij, kan dat zeker duurder uitkomen dan een weekendje Saint Lô, Frankrijk”.

Daarbovenop komen natuurlijk ook nog eens licentiekosten. Want internationale licenties zijn een stuk duurder dan de nationale. “Een licentie om internationaal te rijden is al snel 550 euro per jaar, terwijl een nationale licentie maar 350 euro bedraagt”, legt Jean-Christophe uit. “Ook zijn er nog de kleinere kosten zoals kandidatuur en registratiekosten, die 40 euro bedragen”.

En dan zijn er ook nog jammere, meer onverwachte kosten”, vertelt hij. “Zo kan je na lange transportritten een paard soms ziek van de vrachtwagen halen. En dat gebeurt natuurlijk minder snel op korte afstanden”, benadrukt hij.


Rendabel is internationaal rijden niet ... tenzij je voor de Grand Prix gaat!


Om internationaal te starten heb je dus een behoorlijk kapitaal nodig, en bijgevolg is het niet altijd rendabel. “Als je drie dagen op rij de 1m30 proef wint, kom je soms nog niet uit de kosten. Het is dan ook niet rendabel om elke week internationaal te starten. Toch zijn er ook echt wel wat voordelen aan zo’n concours”, vertel hij. “Op internationale concours ligt het prijzengeld een pak hoger. Als je weet dat je vooraan kan lopen, kan zo’n concours dus wel meer opleveren dan een winst bij een nationaal.” Ook is een internationaal concours nuttig voor het maken van nieuwe handelscontacten. “Een paard die goede resultaten loopt, verkoopt zichzelf natuurlijk (lacht), maar ik hoef niet persé de paarden te verkopen die ik mee heb. Op internationaal kom je sowieso meer internationale handelaars tegen, waardoor je dus nieuwe contacten legt”.

“Maar als ik paarden wil rijden om hen ervaring op te laten doen, zal ik zo goed als altijd nationaal rijden. Er zijn heel mooie concours zoals die in Gent, Lier en Opglabbeek, dus die internationale concours zijn niet altijd nodig”.


Ik rij maximaal 1 CSI per maand...


Ook Jan Claeys rijdt af en toe een internationale concours mee. Vaak doet hij dat niet, want ook hij vindt het prijskaartje hoog. “Ik start niet meer dan Ă©Ă©n keer per maand een internationale concours”, begint Claeys. “Zeker voor jonge paarden, is internationaal rijden veel te duur. En zelfs voor goede, klaargestoomde paarden is het vaak niet rendabel. Het prijzengeld is gewoon heel triestig. Daarom ga ik enkel om een ranking te rijden of als de eigenaars van het paard het wensen”. Ook voor hem moet het rendabel blijven. “Als ik drie paarden meeneem ben ik al snel 1500 euro kwijt aan inschrijvingen. Ook moet ik extra personeel betalen, wat al snel 150 euro per dag is. En dan zijn er nog de transportkosten. Die probeer ik meestal laag te houden door vooral in BelgiĂ«, Nederland of Frankrijk te rijden”, legt hij uit. 

“Als ik op internationaal ga is de vrachtwagen 50% gevuld met mijn paarden en 50% met paarden die ik voor hun eigenaar rij. Die eigenaars betalen dan wel mee voor het transport en de extra groom.”

Hij merkt op dat er vooral internationaal wordt gereden voor de handel. “Ruiters rijden enkel internationaal voor de commerce. Het is heel prestatiegericht en het draait vooral om winnen. Ook ik neem enkel mijn beste paarden mee. Als je op internationaal gaat, rij je het liefst vooraan in de proef.” 

Go big or ... just train!


Met de meeste winstsommen te verdelen in de Longines Ranking rubrieken en Grote Prijs-wedstrijden is dit een must geworden voor de internationale springruiter. Voor jongere paarden of in de lagere internationale rubrieken (1.30 - 1.40m) kom je enkel aan de start om te trainen of indien je echt een commercieel objectief hebt. "Dan nog is het in deze digitale periode niet echt meer nodig om je handel te boosten via CSI-wedstrijden."

Gemiddeld ben je als ruiter met drie paarden 3.000 euro kwijt voor een weekend internationale sport. Dat is zonder je eigen verblijf, eten en transport gerekend. Tel je dat alles samen dan loopt de wekelijkse kost rap op tot 5.000 euro.

Daar staat wat tegenover? ALS je de Grote Prijs kan winnen krijg je - VOOR belastingen - 6.250 - 6.500 euro op de rekening gestort. Kortweg 600 - 750 euro in de plus na belastingen. Of dat voldoende is om je groom @ home te betalen is voor iedereen zelfstandig te beslissen...

"De internationale sport op een CSI1* - CSI2* niveau is niet langer een sport waar de sport primeert maar waar je gaat om te netwerken!" kan je besluiten!