En toch heeft Tim sportieve ambities: ‘ik was 19 toen Bonne Amie vertrok. We zijn nu 3 jaar later en ons Provahof trekt steeds meer de kaart van de sport.’ Dat beaamt ook vader Bert, die mee aan tafel schuift: ‘Sport moet de ambitie zijn van elke ruiter, al moet je ook realist zijn. Op het einde van de maand moeten ook alle rekeningen betaald worden. Dat maak ik mijn zonen elke dag duidelijk. Iedereen zoekt zijn weg en als je goed bent, weten ze je te vinden. Kansen moet je afdwingen en om kansen te creëren, moet je investeren en dat doe ik nu door niet (te snel) te verkopen. Zo hebben Simon en Tim nu al een sportieve upgrade gegeven aan het Provahof.’

Tim Prouvé  had EK paard Bonne Amie liever langer bijgehouden, zo ver is het niet gekomen: ‘Omdat we Bonne Amie slechts gedeeld in eigendom hadden. Je beslist er niet alleen over. Fijn was dat niet, al maakt dat deel uit van mijn bestaan als ruiter. Ik ben daar mee opgegroeid. Dat is hard, ja. Ik was 19 en stond nog niet waar ik nu sta. Vandaag ligt de sportieve lat hoger. Ik denk dat Mon Ami de opvolger is van Bonne Amie en het is de bedoeling dat hij blijft voor de sport. Daarmee kan ik mijn sportieve ambities waarmaken. Het Provahof van mijn ouders is daarin geëvolueerd. We zijn geen stal waar enkel paarden worden opgeleid om te verkopen. We hebben sportieve ambities en dat impliceert dat we paarden langer gaan aanhouden om zelf in de grote sport uit te brengen.’

Liever een quad dan een paard

Vandaag is zijn honger is groot, vroeger zat Tim Prouvé liever op een quad dan op een paard:  ‘Over mijn ponytijd zijn we snel uitgesproken. We hebben onze start gemist door de verkeerde pony’s.’ Pas toen de paarden in zijn hun leven kwamen, kregen ik de smaak te pakken.

Papa ging vaak in het bos galopperen. Ik was zes, zeven jaar, liep naar het bos en stak mijn armen in de lucht. Mijn vader reed met Un Ami, tilde me op en liet me vooraan in het zadel zitten. Dat vond ik geweldig. Als een boomstam ons pad kruiste, sprongen we er over. De eerste keer was dat akelig, vanaf de tweede keer was dat plezant. Je kon niet spreken van paardrijden, het was meerijden.’

Als Tim zelf in het bos reed, samen met zijn broer Simon, was het met de quad. ‘Papa kwam eens thuis met een Shetlander, Plopke. Als je tien jaar bent, is een quad leuker dan een pony. Ik ging er wel mee stappen, aan de hand. En als we in de tuin speelden, lieten we hem daar ook los. Tot grote ergernis van mijn ouders. We amuseerden ons met Plopke, maar zagen hem niet als rijpony. We hadden andere middelen om ons te verplaatsen. In het Provahof werd veel les gegeven en de bar zat ook altijd goed vol. Wij liepen daar tussen en keken niet om naar de paarden. Het was leuk in en rond de manege en we amuseerden ons zonder paarden.’

3 jaar niet gereden

‘Ik kreeg later Eagle, een grotere pony. Daar heb ik mee gesprongen, maar hij stopte vaak en mijn goesting was over. Ik heb vervolgens drie jaar niet gereden. Tot mijn papa met een fijn paardje thuiskwam. Echt een tof beestje, ik was 12 jaar en had er terug zin in. Met haar heb ik mijn eerste wedstrijd gereden. Ik dacht dat ik nog op mijn quad zat, want ik herinner me dat ik vooral heel snel door het parcours galoppeerde. Afstanden zag ik nietOp drie jaar evolueerde ik wel van 1.10m naar 1.40m parcours. Geleerd van papa. Op een heel ontspannen manier zonder enige druk. Het moest vooral plezant blijven. Hij kende mijn voorgeschiedenis.’

Als je stappen overslaat, wordt dat afgestraft

Bert: Het is mijn taak om te vermijden dat mijn zonen zondigen tegen de fouten die ik gemaakt heb. Ik wilde vroeger te veel, terwijl ik niet de kennis had om te beseffen dat het niet kon. Willen maar niet kunnen dus. Ik had strenger moeten zijn op de kwaliteit van mijn paarden. Wat me wel altijd is bijgebleven, is wat Eric Wauters me ooit zei: paardensport is een eerlijke sport, want je klimt op de ladder, maar als je enkele treden overslaat, val je terug naar beneden. Je kan wel eens iets forceren, een exploot is mogelijk, maar als je stappen overslaat, wordt dat afgestraft. En ik beken, ik heb vroeger wel eens stappen overgeslagen. Daar wil ik Tim voor behoeden. Hij moet een paard begrijpen en doorgronden. In die context is veel winnen geen definitie van een goede ruiter. Voor mij is dat iemand die zijn paarden alle kansen geeft om zijn talenten te exploiteren. Het resultaat in de piste is de beloning van je werk, al mag winnen nooit een doel op zich zijn. Je moet goed leren paardrijden, dat is het uitgangspunt. En dat kan je als je paarden graag ziet. Dan is het plezant voor paard en ruiter. In die context stel ik tevens vast dat stress afneemt naarmate je je materie beheerst. Een parcours van 1 meter springen kan heel stresserend zijn als je beseft dat je paard elk moment kan stoppen en je uit het zadel kan gooien. Een parcours van 1.60m kan ontspannen verlopen als je weet dat je paard het probleemloos aankan.  Als we spreken over talent is dat de natuurlijke aanleg om afstanden te zien. Gedrevenheid is belangrijker dan talent, want in onze sport word je meer geconfronteerd met teleurstelling dan met overwinning.

Toen Bert Prouvé de leeftijd van Tim had, wilde hij niets anders doen dan paardrijden: ‘Ik had daar geen wilde dromen bij, laat staan dat ik droomde over topsport. Mijn generatie reed paard na het werk. Beroepshalve paardrijden was not done. Maar ik was gedreven. Mijn moeder zag dat ook en zij steunde me daarin. Na mijn eerste juniorwedstrijden werd ik uitgenodigd voor nationale stages en kwam ik tot de vaststelling dat ik niet zo goed was. Iedereen sprak daar van foulées, wist ik veel. Het enige wat ik afstapte was de afstand van de combinatiesprongen. Omdat iedereen dat deed. Tot ik later tot de vaststelling kwam dat net die afstand het minst belangrijk is. Ik was leergierig en kreeg links en rechts een paard toegeschoven. Ik ging naar de hogeschool, maar zat meer in hengstenboeken dan in schoolboeken. Mijn ouders dachten dat ik de boekhouding zou doen in het bedrijf. Dat was stiekem hun plan. Ik had meer ambitie in de paarden. En dat verhaal begon met het zadelmak maken van paarden. Dat had een hoog western gehalte. Na mijn legerdienst kocht ik wat nu het Provahof is. Een manege met veel lessen en een bar. En dat is tot op vandaag nog zo. Na het zadelmak maken, bracht ik veel paarden uit in de cyclus. Een foutloze ronde bracht 1.000 frank op, of 25 euro. Ik vroeg aan de eigenaar 800 frank om zijn paard te rijden, als we foutloos bleven, hoefde de eigenaar niks te betalen en kreeg ik de 1.000 frank. Vaak kwamen eigenaars één keer per week met hun paard naar mij om te rijden en dan zag ik hen terug op wedstrijd. Toen ik professioneel begon had ik helemaal geen plan. Ik wou paardrijden, wat lukte, en gaf daarnaast veel les. Ik herinner me dat ik zondag de Grote Prijs van Calgary sprong en ’s maandags les stond te geven aan beginnelingen. Zo nuchter is het allemaal. Sport moet de ambitie zijn van elke ruiter, al moet je ook realist zijn. Op het einde van de maand moeten ook alle rekeningen betaald worden. Dat maak ik mijn zonen elke dag duidelijk. Over enkele jaren gaan we weten waar ze staan. Ze zijn jong, gedreven, hebben de paarden en accommodatie. Pak die teugels in beide handen en ga er voor. Pieter Devos is begonnen in het familiaal fruitbedrijf, Niels Bruynseels is begonnen in de manege van zijn grootouders. Iedereen is ooit ergens onderaan begonnen.’

Lees volledig via De Zadelkamer