Via sociale media en via bepaalde vakpers werd in de laatste weken uitgebreid commentaar gegeven op de beslissing dd. 10 juli 2017 gepubliceerd op www.equibel.be op 17 juli 2017 van de nationale dressuurcommissie waarbij voor de komende Wereldkampioenschappen Jonge Dressuurpaarden  in Ermelo-Nederland per leeftijdscategorie – d.w.z. 5-6 en 7-jarige paarden – telkens 2 combinaties werden voorgedragen aan de F.E.I. voor deelname. Het getuigt van onderschatting te stellen dat deze commentaren negatief waren. KBRSF in het algemeen en de nationale dressuurcommissie in het bijzonder werd verweten dat hun wijze van selecteren en klucht zou zijn en zou getuigen van onkunde van de federatie; er zou van de selectie enpuinhoop zijn gemaakt, de selectiecriteria zouden op het laatste ogenblik zijn aangepast kennelijk met als bedoeling bepaalde combinaties te bevoordelen. KBRSF heeft niet de gewoonte, niet in het verleden en evenmin voor de toekomst, dit soort discussies te voeren via de sociale media of het internet; evenmin heeft de federatie de bedoeling voor haar beurt te spreken. Nu iedere aangesloten atleet (en bij uitbreiding zelfs de eigenaar van een paard) het recht heeft een beslissing, of deze nu betrekking heeft op een selectie of op een disciplinaire maatregel, aan te vechten, heeft KBRSF loyaal meegewerkt aan de procedures die werden opgestart en die er toe strekten de beslissingen van 10 juli 2017 te zien vernietigen. Een combinatie met een 5-jarig paard, hierin bijgestaan door de eigenaar, verkoos de federatie te dagvaarden voor de Voorzitter van de Nederlandstalige Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel, zetelende in kortgeding; een combinatie met een 6-jarig paard, hierin eveneens bijgestaan door de eigenaar, verkoos zich te richten tot het Belgisch Arbitragehof voor de Sport. Beide partijen meenden onterecht te zijn uitgesloten uit de selectie. KBRSF is dan misschien niet sterk in aanvallen, maar zij heeft op een grondige wijze de beslissing van haar selectiecommissie verdedigd t.o.v. van beide rechtsinstanties die onafhankelijk van elkaar hebben geoordeeld. Zowel aan de Rechtbank als aan het Arbitragehof werd toegelicht welke reglementering primeerde (F.E.I.) – en op welke wijze de eigen selectiecriteria werden toegepast rekening houdende met de duidelijke Guidelines van het hoogste orgaan in de paardensport. Het resultaat is thans gekend en in beide gevallen oordeelden het Belgisch Arbitragehof voor de Sport (beslissing van 27 juli 2017) en de Rechtbank te Brussel (vonnis dd. 28 juli 2017) in het voordeel van de federatie; in beide gevallen werd de eis van de betreffende combinaties/eigenaars afgewezen als ongegrond. Zij werden in beide gevallen veroordeeld tot de proceskosten. Voor de eerste beslissing is de motivering nog niet gekend; gelet op de snelheid waarmee diende te worden gehandeld volgt deze pas later. Voor het vonnis is dit wel het geval. Dit vonnis leert dat de nationale dressuurcommissie op een correcte manier én de Guidelines van de F.E.I. én haar eigen selectiecriteria heeft nageleefd. KBRSF wenst alle combinaties, zowel deze die wel als deze die niet werden geselecteerd, alle sportieve succes voor de toekomst, maar betreurt ten zeerste de wijze waarop bepaalde atleten en bepaalde zgn. vakpers zich te buiten zijn gegaan aan beledigingen en verdachtmakingen. Niemand beschikt over het Grote Gelijk en iedereen heeft recht op zijn/haar mening, maar enige correctheid is op zijn plaats.