Het is ondertussen midden oktober en veel ruiters of eigenaars beginnen nu stilaan te twijfelen of ze hun paard al een deken moeten opleggen. Wel, eigenlijk is de regel simpel:  als je paard het koud heeft, doe je een deken op; als dat niet het geval is, haal je het deken af

Een ongeschoren paard heeft in principe geen deken nodig. Paarden kunnen zichzelf van nature warm houden door hun vacht, die bij koudere temperaturen oprijst en een isolerende luchtlaag creëert. Toch zijn er situaties waarin het gebruik van een deken wel nuttig is, zoals bij geschoren paarden of paarden die ook in de winter (zwaarder) getraind worden. Een dikke vacht kan lastig zijn voor een paard in training omdat die vacht langzamer droogt en je paard meer energie kost om overtollige warmte kwijt te raken. Je kan er op dat moment voor kiezen om je paard te scheren of om al vroeg in het seizoen een deken op te leggen om te voorkomen dat je paard een dikke wintervacht aanmaakt. 

Het moment waarop je een deken opdoet, hangt af van de buitentemperatuur en de hoeveelheid daglicht. De hoeveelheid daglicht heeft immers een invloed op het ontwikkelen van de wintervacht van je paard. Zodra de dagen korter worden, begint een paard al aan zijn wintervacht, zelfs als het nog warm is. 

Begin september, als de dagen korter worden, kun je 's nachts een zomerdeken gebruiken. Dit is een dun deken zonder vulling, geschikt als de temperatuur overdag niet boven de 15 graden komt. Andere opties zijn een regendeken of een deken met een heel lichte vulling (tot 100 gram).

Bij temperaturen tussen de 0 en 10 graden kan een dikkere deken van 200 tot 300 gram vulling nodig zijn.

Wanneer de temperaturen rond het vriespunt komen, is een dikker deken vanaf 400 gram wellicht te beste optie. 

Uiteraard zijn er, naast temperaturen, ook andere factoren die een impact kunnen hebben op het al dan niet gebruiken van een deken (en welk deken). Zo spelen de stalomstandigheden ook een belangrijke rol. Als je paard in een goed geïsoleerde stal staat, hoef je minder snel een deken te gebruiken. In een stal kan het 10 graden warmer zijn dan buiten, en de temperatuur daalt ’s nachts vaak minder snel door de aanwezigheid van andere paarden die ook warmte produceren. Stallen met veel daglicht zorgen ervoor dat je paard minder snel een dikke vacht aanmaakt, ook als hij geschoren is. In stallen zonder natuurlijk licht of met weinig buitenactiviteit moet je meestal sneller naar warmere dekens overstappen.

Een geschoren paard verliest zijn natuurlijke warmte-isolatie en heeft daarom meer hulp nodig in de vorm van een deken. Een deken met 100 gram extra vulling is dan een goed uitgangspunt om te voorkomen dat het paard snel weer een dikke vacht aanmaakt.

Het isolerende vermogen van een deken neemt af door wassen, omdat de vulling na verloop van tijd platter wordt. Hierdoor kan er minder lucht in de vulling blijven hangen, wat de isolatie vermindert. Kies daarom voor een deken van hoge kwaliteit die langer luchtig blijft.  Als je paard veel buiten staat, kan een halsdeel aan de deken extra warmte bieden. Dit kan helpen om te voorkomen dat je een dikkere deken nodig hebt.

Controleer regelmatig onder de deken of je paard comfortabel is. Het ene paard heeft het sneller warm dan het andere, en zo leer je je paard beter kennen. Als je twijfelt, is het beter dat je paard het iets te koud heeft dan iets te warm. Een paard dat het langdurig te warm heeft en dus lang zweet, kan immers koliek ontwikkelen.

Kortom: het juiste paardendeken hangt af van verschillende factoren zoals stalomgeving, daglicht, training en of je paard geschoren is. Regelmatig controleren of het deken goed ligt en of je paard het te warm/te koud heeft, is essentieel om het welzijn van je paard ook in de winter te kunnen garanderen.