Van kliniek tot Olympisch team

Na zijn studie begon Swagemakers zijn loopbaan in een kleine Duitse dierenartsenpraktijk. Daarna werkte hij bijna tien jaar op het terrein van Paul Schockemöhle, waar hij samen met collega Mark Koeme talloze topsportpaarden behandelde. In 2001 richtten de twee een eigen paardenkliniek op in Luesche, gespecialiseerd in orthopedie en chirurgie. Acht jaar later werd Swagemakers teamveterinair voor de Duitse springequipe. Een functie die hij tot op heden met trots vervult.

“Het is een voorrecht om met zulke dieren te werken,” vertelt hij. “Ze zijn net als topsporters: alles draait om gezondheid, routine en mentale balans.”

Dierenartsen op een topconcours

Volgens Swagemakers is de organisatie achter een vijfsterrenwedstrijd “ongekend professioneel. Er zijn altijd meerdere dierenartsen actief,” legt hij uit. “Iedere nationale ploeg heeft zijn eigen arts, daarnaast levert de FEI een team van onafhankelijke controleurs, en er is een groep behandelende dierenartsen die direct bij de ring paraat staan. Alles is tot in detail geregeld. De gezondheid van het paard is letterlijk op elk moment bewaakt.”

Wie denkt dat een wedstrijddag vooral om de sport draait, vergist zich, vertelt Swagemakers. “De meeste tijd gaat zitten in verzorging. De paarden krijgen op concours optimale aandacht,” zegt hij. “Ze reizen met hun vaste groom, eten hun eigen voer, en staan vaak naast hun stalgenoten van thuis. Dat zorgt voor rust. Een groom verzorgt meestal niet meer dan drie paarden en is daar de hele dag mee bezig – van longeren tot wandelen, poetsen en uitstappen. Zelfs de stalafmetingen en trainingsruimtes zijn strikt vastgelegd, zodat de paarden altijd comfort hebben.”

Na een wedstrijd volgt een nauwkeurige cooling-down. “Net buiten de ring staan stewards en dierenartsen klaar voor controle. De benen, ademhaling, het zweet, alles wordt bekeken. Daarna krijgen de paarden eten, water en rust. De hele nazorg duurt makkelijk een uur. Niets wordt aan het toeval overgelaten.”

Swagemakers benadrukt hierbij dat elk paard uniek is. “Een manegepaard dat recreatief werkt, heeft iets totaal anders nodig dan een topsportpaard. De een draait op stabiliteit, de ander om maximale prestatie. Ze herkennen hun verzorger, weten wanneer het erop aankomt, en voelen feilloos aan wat er speelt. Grooms zijn vaak dag en nacht met hun paarden bezig, het is bijna een liefdesrelatie.”

Mentale gezondheid

Een onderwerp dat Swagemakers bijzonder na aan het hart ligt, is de mentale gezondheid van paarden. “Er zijn veel misverstanden,” zegt hij. “Critici van de paardensport zien vaak maar een klein deel van het verhaal. De overgrote meerderheid van ruiters, dierenartsen en officials werkt juist aan verbetering. We willen dat paarden gelukkig zijn, gezond blijven en plezier hebben in wat ze doen. Daarin investeren we voortdurend.”

“Een paard dat op concours mag, bloeit op,” zegt hij. “Ze herkennen het ritme, de sfeer, de routine. Soms zie je dat geblesseerde paarden onrustig worden als de vrachtwagen vertrekt zonder hen. Daarom geloof ik dat het goed is om ze, als het kan, toch mee te nemen. De mentale prikkeling helpt bij herstel, net als bij mensen. Een gelukkig paard geneest sneller.”

Na al die jaren vat Jan-Hein Swagemakers zijn werk nog altijd samen met één eenvoudige gedachte:
“Een paard is geen machine. Het is een levend wezen dat voelt, denkt en reageert. Wie dat begrijpt, zal automatisch beter voor zijn paarden zorgen. Uiteindelijk draait alles om vertrouwen, aandacht en respect. Dáár begint echte topsport.”

Hoe dan ook blijft de paardensport zich verder ontwikkelen, merkt Swagemakers. “Voeding, transport, materiaal, alles wordt steeds beter. Vrachtwagens zijn luxueus en comfortabel, hindernissen veiliger en technischer. En ruiters nemen sneller hun verantwoordelijkheid. Als een paard niet goed voelt, stoppen ze eerder. Dat is een positieve ontwikkeling.”