Skip to content

Copyright

#REACTAGAINSTRHINO: richtlijnen in geval van een uitbraak


Richtlijnen:Uitbraak Rhinopneumonie

Rhinopneumonie komt nagenoeg elk jaar voor in België. Een infectie kan zich snel verspreiden onder andere paarden. Meestal krijgen paarden die deze infectie oplopen enkel te kampen met een milde verkoudheid. Helaas kunnen paarden ook ernstig ziek worden na een besmetting. Enkele mogelijke gevolgen zijn schade aan het ademhalingsstelsel, verlammingen aan de achterhand en abortus bij drachtige merries. Rhinopneumonie wordt veroorzaakt door het Equine Herpesvirus 1 (EHV-1 ). Het Equine Herpes Virus komt wereldwijd voor en is diersoort-specifiek. EHV-1 is dus niet gevaarlijk voor mensen of andere diersoorten.

Besmetting

Zieke dieren kunnen grote hoeveelheden virus verspreiden. De overdracht gebeurt door nauw en direct contact met andere dieren. Daarom worden stallen met zieke dieren gedurende minstens een drietal weken geblokkeerd om contact met andere paarden te vermijden. Ook speeksel, haar of neusvloei via een persoon, kleding, materiaal, … kan van het ene bij het andere paard terecht komt, en dit geldt dus ook als direct contact. Hoewel het virus niet zo resistent is, zouden andere paarden op deze manier besmet kunnen worden. Via de lucht kan het virus zich slechts over enkele meters verspreiden. Het gaat dus onmogelijk via de lucht van de ene stal naar de andere stal over. Bedrijven in de buurt lopen met andere woorden weinig risico, zolang er geen nauw contact met het aangetaste bedrijf is of recent geweest is.

Gevolgen

Gelukkig verloopt het merendeel van deze infecties zonder erge ziekteverschijnselen en blijft het beperkt tot milde griepachtige symptomen (koorts en neusvloei, meestal gecombineerd met opzwelling van de ledematen gedurende enkele dagen). Er zijn echter een paar uitzonderingen. Drachtige merries lopen het risico om te gaan aborteren na een infectie.  Als het virus zich nestelt in de baarmoeder ontstaat er een vaatontsteking in de binnenste laag van de baarmoederwand en worden de placenta (moederkoek) en de vrucht afgestoten. De gevoeligheid van de baarmoederwand voor een dergelijke infectie is op het einde van de dracht veel groter dan in het begin van de dracht.

In minder frequente mate kunnen paarden de gevreesde verlammingsverschijnselen gaan vertonen. waarbij het virus zich heeft genesteld in het zenuwweefsel van ruggenmerg of hersenen. Daardoor kan het zieke paard allerlei (neurologische) zenuwverschijnselen gaan vertonen. De symptomen van de neurologische vorm beginnen doorgaans plotseling en kunnen sterk variëren:

  • Slappe staart
  • Overvolle blaas die gaat lekken
  • Lichte ataxie (onstabiel staan / stappen)
  • Volledige verlamming

Doorgaans ontwikkelen de klinische symptomen zich binnen twee tot drie dagen tot hun ernstigste vorm.

Diagnose

Indien u een geval van Rhinopneumonie denkt te herkennen, dient u onmiddellijk uw dierenarts te verwittigen en, in afwachting van een diagnose, ervoor te zorgen dat de betrokken paarden niet met andere paarden in contact komen. Indien u een verdacht of ziek paard hebt aangeraakt, kan u best uw kleding wisselen en douchen voordat u naar een ander paard gaat.

Voor het onderzoek zal de dierenarts een neusswab en bloed afnemen. Bij een abortus kan een swab van de vagina van de merrie, een stukje van de placenta en/of een stukje uit de longen van het geaborteerde veulen worden ingestuurd. Deze zal in een laboratorium onderzocht worden a.d.h.v. een PCR test.

Het is erg belangrijk dat een stal waar er ziekte optreedt, zijn verantwoordelijkheid opneemt, de situatie meedeelt aan andere paardeneigenaars en alle contact met andere bedrijven stopzet.

Behandeling

Bij de verkoudheidsvorm herstellen de zieke paarden doorgaans zonder behandeling. Soms gaan echter bacteriën een bijkomende rol spelen en is een behandeling door de dierenarts noodzakelijk. Bij de abortusvorm heeft de merrie verder geen behandeling nodig. Wel is het verstandig de merrie direct te isoleren en ze niet meteen te laten dekken. Bij de neurologische vorm is de behandeling veel uitgebreider, zowel op het gebied van medicatie als op het gebied van verzorging.

Er zijn veel maatregelen die de kansen voor een paard met de neurologische vorm van Rhinopneumonie vergroten doch vaak is hulp van de dierenarts hierbij nodig:

  • Stal het paard in een ruime box met een zachte bodem zodat het paard makkelijker kan opstaan en zo nodig hierbij worden geholpen
  • Regelmatig wandelen aan de hand als het paard dat nog kan, eventueel met extra hulp aan de staart en naast de benen
  • Tenminste twee keer, maar liever drie keer per dag de blaas ledigen met een urinekatheter na grondige reiniging van vulva of penispunt (en naspoelen met bijvoorbeeld Betadine® opgelost in fysiologisch zout); bij ruinen en hengsten met neurologische verschijnselen is het doorgaans mogelijk de penis zonder verdoving te pakken

Wat als het paard niet meer kan staan?

Als het paard niet meer kan staan, moet goed met de dierenarts worden overlegd hoe men verder kan handelen. Als het paard nog wel attent is, wil drinken en eten en kracht heeft in de benen, dan kan geprobeerd worden om het dier te takelen in een aangepaste singel. Dit moet in eerste instantie gedaan worden met de dierenarts, omdat er bij het takelen, zeker als een paard zich verzet, enorme krachten vrijkomen en de situatie snel heel gevaarlijk kan worden.

Na het takelen moet het paard wel zelf willen blijven staan. Ook kan het paard gedurende 1-2 dagen iedere 4 tot 6 uur op de andere kant gerold worden. Soms kunnen ze daarna dan plotseling weer zelf opstaan. Dit kan alleen als het paard het liggen ‘accepteert’ en niet gaat ‘vechten’. Verder moet men zich realiseren dat paarden die dit alles nodig hebben doorgaans niet volledig zullen herstellen. Soms moet de uitkomst ‘alleen nog bruikbaar als weide-paard’ voor een eigenaar geaccepteerd worden. Euthanasie is in dit stadium vaak een eerlijke houding tegenover het paard en is echt noodzakelijk als het paard ook niet meer wil eten of drinken.

Wat als het paard nog net wel/niet kan opstaan

Voor deze paarden is alleen loslopen in een binnenpiste, een paddock of kleine weide met goede omheining essentieel. Ze hebben dan meer ruimte om zelf op te staan of geholpen te worden aan het hoofd en aan de staart. Een geboortealarm-singel kan hier goede diensten bewijzen als er geen continu toezicht mogelijk is.

Isolatie

Zoals eerder aangegeven moet men rechtstreeks contact tussen paarden ten strengste vermijden. Geïnfecteerde paarden moeten van niet-geïnfecteerde paarden gescheiden worden. Bij verzorging van de paarden kan men best per groep paarden aparte verzorgers voorzien. Indien dit niet mogelijk is, kan men best met de verzorging van de ‘gezonde’ paarden beginnen en eindigen met de geïnfecteerde paarden. Hygiëne en ontsmetting van het materiaal blijft hier een essentiële factor.

De volgende tips gelden voor een correcte stalreiniging en desinfectie:

  • Alle bodembedekking (stro, zaagsel of vlas) verwijderen en zo snel mogelijk van het bedrijf afvoeren
  • Bodem en muren goed reinigen door te schrobben met een borstel en water en zeep (geen hogedrukspuit gebruiken voor het schoonmaken, omdat het virus zich dan via kleine waterdruppeltjes in de lucht kan verspreiden, tenzij stallen helemaal leeg zijn)
  • Bodem en muren goed laten opdrogen (virussen kunnen slecht tegen uitdroging)
  • Vervolgens desinfecteren met Halamid® of een ander geschikt desinfectans in de voor virussen voorgeschreven concentratie en dit twintig minuten lang laten inwerken
  • Daarna goed afspoelen met water
  • Tot slot goed laten drogen

Preventie – Vaccinatie

Jaarlijks zijn er wereldwijd uitbraken van Rhinopneumonie. Het is echter mogelijk om het aantal en de uitgebreidheid van die uitbraken te verminderen door vaccinatie. Dat houdt in een basisvaccinatie vanaf een leeftijd van 5-6 maanden van twee injecties met 4-6 weken ertussen en dan tweemaal per jaar herhalen. In goed gevaccineerde groepen komt abortus minder voor, al kunnen doorbraken (d.w.z. dat er wél abortus optreedt) voorkomen. Geen enkel vaccin claimt 100 % bescherming te geven tegen de neurologische vorm van Rhinopneumonie en uitbraken komen zowel voor in niet-gevaccineerde groepen als in wel-gevaccineerde groepen. Gevaccineerde paarden scheiden bij een infectie echter wel minder virus uit en dat verlaagt de kans op verspreiding.

Door de paarden regelmatig te vaccineren, behouden ze een vrij goede weerstand tegen het virus. Daardoor zullen ze enerzijds minder andere paarden besmetten en zijn ze zelf beter beschermd tegen infectie uitgaande van andere paarden. De sleutelwoorden hierbij zijn “regelmatig vaccineren”. Als we enkel gaan vaccineren als er een uitbraak is, zijn we te laat.  Als iedereen zijn paarden regelmatig vaccineert, zullen er beduidend minder problemen met Rhinopneumonie zijn. Een consequent vaccinatiebeleid kunnen we als een vorm van burgerplicht onder paardenliefhebbers aanzien.


Bron: Equibel


Richtlijnen:Uitbraak Rhinopneumonie

Rhinopneumonie komt nagenoeg elk jaar voor in België. Een infectie kan zich snel verspreiden onder andere paarden. Meestal krijgen paarden die deze infectie oplopen enkel te kampen met een milde verkoudheid. Helaas kunnen paarden ook ernstig ziek worden na een besmetting. Enkele mogelijke gevolgen zijn schade aan het ademhalingsstelsel, verlammingen aan de achterhand en abortus bij drachtige merries. Rhinopneumonie wordt veroorzaakt door het Equine Herpesvirus 1 (EHV-1 ). Het Equine Herpes Virus komt wereldwijd voor en is diersoort-specifiek. EHV-1 is dus niet gevaarlijk voor mensen of andere diersoorten.

Besmetting

Zieke dieren kunnen grote hoeveelheden virus verspreiden. De overdracht gebeurt door nauw en direct contact met andere dieren. Daarom worden stallen met zieke dieren gedurende minstens een drietal weken geblokkeerd om contact met andere paarden te vermijden. Ook speeksel, haar of neusvloei via een persoon, kleding, materiaal, … kan van het ene bij het andere paard terecht komt, en dit geldt dus ook als direct contact. Hoewel het virus niet zo resistent is, zouden andere paarden op deze manier besmet kunnen worden. Via de lucht kan het virus zich slechts over enkele meters verspreiden. Het gaat dus onmogelijk via de lucht van de ene stal naar de andere stal over. Bedrijven in de buurt lopen met andere woorden weinig risico, zolang er geen nauw contact met het aangetaste bedrijf is of recent geweest is.

Gevolgen

Gelukkig verloopt het merendeel van deze infecties zonder erge ziekteverschijnselen en blijft het beperkt tot milde griepachtige symptomen (koorts en neusvloei, meestal gecombineerd met opzwelling van de ledematen gedurende enkele dagen). Er zijn echter een paar uitzonderingen. Drachtige merries lopen het risico om te gaan aborteren na een infectie.  Als het virus zich nestelt in de baarmoeder ontstaat er een vaatontsteking in de binnenste laag van de baarmoederwand en worden de placenta (moederkoek) en de vrucht afgestoten. De gevoeligheid van de baarmoederwand voor een dergelijke infectie is op het einde van de dracht veel groter dan in het begin van de dracht.

In minder frequente mate kunnen paarden de gevreesde verlammingsverschijnselen gaan vertonen. waarbij het virus zich heeft genesteld in het zenuwweefsel van ruggenmerg of hersenen. Daardoor kan het zieke paard allerlei (neurologische) zenuwverschijnselen gaan vertonen. De symptomen van de neurologische vorm beginnen doorgaans plotseling en kunnen sterk variëren:

  • Slappe staart
  • Overvolle blaas die gaat lekken
  • Lichte ataxie (onstabiel staan / stappen)
  • Volledige verlamming

Doorgaans ontwikkelen de klinische symptomen zich binnen twee tot drie dagen tot hun ernstigste vorm.

Diagnose

Indien u een geval van Rhinopneumonie denkt te herkennen, dient u onmiddellijk uw dierenarts te verwittigen en, in afwachting van een diagnose, ervoor te zorgen dat de betrokken paarden niet met andere paarden in contact komen. Indien u een verdacht of ziek paard hebt aangeraakt, kan u best uw kleding wisselen en douchen voordat u naar een ander paard gaat.

Voor het onderzoek zal de dierenarts een neusswab en bloed afnemen. Bij een abortus kan een swab van de vagina van de merrie, een stukje van de placenta en/of een stukje uit de longen van het geaborteerde veulen worden ingestuurd. Deze zal in een laboratorium onderzocht worden a.d.h.v. een PCR test.

Het is erg belangrijk dat een stal waar er ziekte optreedt, zijn verantwoordelijkheid opneemt, de situatie meedeelt aan andere paardeneigenaars en alle contact met andere bedrijven stopzet.

Behandeling

Bij de verkoudheidsvorm herstellen de zieke paarden doorgaans zonder behandeling. Soms gaan echter bacteriën een bijkomende rol spelen en is een behandeling door de dierenarts noodzakelijk. Bij de abortusvorm heeft de merrie verder geen behandeling nodig. Wel is het verstandig de merrie direct te isoleren en ze niet meteen te laten dekken. Bij de neurologische vorm is de behandeling veel uitgebreider, zowel op het gebied van medicatie als op het gebied van verzorging.

Er zijn veel maatregelen die de kansen voor een paard met de neurologische vorm van Rhinopneumonie vergroten doch vaak is hulp van de dierenarts hierbij nodig:

  • Stal het paard in een ruime box met een zachte bodem zodat het paard makkelijker kan opstaan en zo nodig hierbij worden geholpen
  • Regelmatig wandelen aan de hand als het paard dat nog kan, eventueel met extra hulp aan de staart en naast de benen
  • Tenminste twee keer, maar liever drie keer per dag de blaas ledigen met een urinekatheter na grondige reiniging van vulva of penispunt (en naspoelen met bijvoorbeeld Betadine® opgelost in fysiologisch zout); bij ruinen en hengsten met neurologische verschijnselen is het doorgaans mogelijk de penis zonder verdoving te pakken

Wat als het paard niet meer kan staan?

Als het paard niet meer kan staan, moet goed met de dierenarts worden overlegd hoe men verder kan handelen. Als het paard nog wel attent is, wil drinken en eten en kracht heeft in de benen, dan kan geprobeerd worden om het dier te takelen in een aangepaste singel. Dit moet in eerste instantie gedaan worden met de dierenarts, omdat er bij het takelen, zeker als een paard zich verzet, enorme krachten vrijkomen en de situatie snel heel gevaarlijk kan worden.

Na het takelen moet het paard wel zelf willen blijven staan. Ook kan het paard gedurende 1-2 dagen iedere 4 tot 6 uur op de andere kant gerold worden. Soms kunnen ze daarna dan plotseling weer zelf opstaan. Dit kan alleen als het paard het liggen ‘accepteert’ en niet gaat ‘vechten’. Verder moet men zich realiseren dat paarden die dit alles nodig hebben doorgaans niet volledig zullen herstellen. Soms moet de uitkomst ‘alleen nog bruikbaar als weide-paard’ voor een eigenaar geaccepteerd worden. Euthanasie is in dit stadium vaak een eerlijke houding tegenover het paard en is echt noodzakelijk als het paard ook niet meer wil eten of drinken.

Wat als het paard nog net wel/niet kan opstaan

Voor deze paarden is alleen loslopen in een binnenpiste, een paddock of kleine weide met goede omheining essentieel. Ze hebben dan meer ruimte om zelf op te staan of geholpen te worden aan het hoofd en aan de staart. Een geboortealarm-singel kan hier goede diensten bewijzen als er geen continu toezicht mogelijk is.

Isolatie

Zoals eerder aangegeven moet men rechtstreeks contact tussen paarden ten strengste vermijden. Geïnfecteerde paarden moeten van niet-geïnfecteerde paarden gescheiden worden. Bij verzorging van de paarden kan men best per groep paarden aparte verzorgers voorzien. Indien dit niet mogelijk is, kan men best met de verzorging van de ‘gezonde’ paarden beginnen en eindigen met de geïnfecteerde paarden. Hygiëne en ontsmetting van het materiaal blijft hier een essentiële factor.

De volgende tips gelden voor een correcte stalreiniging en desinfectie:

  • Alle bodembedekking (stro, zaagsel of vlas) verwijderen en zo snel mogelijk van het bedrijf afvoeren
  • Bodem en muren goed reinigen door te schrobben met een borstel en water en zeep (geen hogedrukspuit gebruiken voor het schoonmaken, omdat het virus zich dan via kleine waterdruppeltjes in de lucht kan verspreiden, tenzij stallen helemaal leeg zijn)
  • Bodem en muren goed laten opdrogen (virussen kunnen slecht tegen uitdroging)
  • Vervolgens desinfecteren met Halamid® of een ander geschikt desinfectans in de voor virussen voorgeschreven concentratie en dit twintig minuten lang laten inwerken
  • Daarna goed afspoelen met water
  • Tot slot goed laten drogen

Preventie – Vaccinatie

Jaarlijks zijn er wereldwijd uitbraken van Rhinopneumonie. Het is echter mogelijk om het aantal en de uitgebreidheid van die uitbraken te verminderen door vaccinatie. Dat houdt in een basisvaccinatie vanaf een leeftijd van 5-6 maanden van twee injecties met 4-6 weken ertussen en dan tweemaal per jaar herhalen. In goed gevaccineerde groepen komt abortus minder voor, al kunnen doorbraken (d.w.z. dat er wél abortus optreedt) voorkomen. Geen enkel vaccin claimt 100 % bescherming te geven tegen de neurologische vorm van Rhinopneumonie en uitbraken komen zowel voor in niet-gevaccineerde groepen als in wel-gevaccineerde groepen. Gevaccineerde paarden scheiden bij een infectie echter wel minder virus uit en dat verlaagt de kans op verspreiding.

Door de paarden regelmatig te vaccineren, behouden ze een vrij goede weerstand tegen het virus. Daardoor zullen ze enerzijds minder andere paarden besmetten en zijn ze zelf beter beschermd tegen infectie uitgaande van andere paarden. De sleutelwoorden hierbij zijn “regelmatig vaccineren”. Als we enkel gaan vaccineren als er een uitbraak is, zijn we te laat.  Als iedereen zijn paarden regelmatig vaccineert, zullen er beduidend minder problemen met Rhinopneumonie zijn. Een consequent vaccinatiebeleid kunnen we als een vorm van burgerplicht onder paardenliefhebbers aanzien.


Bron: Equibel


Vorige SOS hooikoorts bij paarden Volgende CAI3* Kronenberg verplaatst naar mei en 2* toegevoegd