Op 7 december 2020 werd door het BOIC de orde van verdienste toegekend aan ‘onze’ Anne d’Ieteren. Het is de eerste keer dat iemand uit de paardensport deze Orde ontvangt. Welverdiend prijkt haar naam voortaan op de erelijst tussen andere grote namen uit de sport zoals Eddy Merckx, Robert Van de Walle en Ingrid Berghmans. Wij gaven Anne enkele weken de tijd om te wennen aan de roem, en te antwoorden op de internationale belangstelling. Afgelopen week nam Anne dan ook even de tijd voor een interview met KBRSF.
Anne, jij bent de grande dame bij uitstek van de Belgische Paradressuur, en je was ook zelf een succesvolle dressuuramazone. Hoe begon het allemaal voor jou?
Mijn ouders hadden een vakantiewoning en tijdens de vakanties hielpen mijn broer en ik de buren op het veld. Zij, Willy Alloo en Kamiel Devos hadden paarden en lieten ons rijden. Zo zijn we er eigenlijk ingerold. Oorspronkelijk sprongen mijn broer en ik, mijn broer zelfs op hoog niveau met het paard van de familie Devos, Ultra. Ikzelf heb eigenlijk een beetje van elke discipline geproefd, ook van dressuur en cross.
Ik ben dan naar Frankrijk getrokken en ben aan mijn opleiding tot instructeur begonnen in Saumur. Op dat moment was de titel ‘Instructeur d’Etat’, en werden alle disciplines nog onderricht in Saumur.Tot ik in een auto-ongeval betrokken raakte, en de dokters me afraadden om nog te springen. Toentertijd dacht men immers nog dat dressuur veiliger was (lacht).
En de weg naar jouw selectie voor de Olympische Spelen, hoe verliep die?
Mijn eerste Belgische Kampioenschappen dressuur reed ik aan het begin van de jaren ’70. En eigenlijk was ik een beetje de eeuwige derde, tot ik in 1977 Belgisch kampioene werd met Juroto, een paard van Albert Vanescote, vriend van de familie en peter van mijn oudste dochter.De toenmalige voorzitter van KBRSF, Chevalier de Menten de Horne, zag wel wat in mij en heeft me aangemoedigd om internationale wedstrijden te gaan rijden. Zo kreeg ik een selectie om Aken te rijden, en behaalde ik er, tussen de grote dressuurlanden, een zeer verdienstelijk resultaat.Toen er sprake was van een plaatsje voor mij voor de Olympische Spelen in Moskou, heb ik Saumur geruild voor Duitsland en ben ik gaan trainen bij Schulteiss en nadien bij Theodorescu. Ik werd hiervoor omkaderd door BOIC. Jammer genoeg liep het omwille van een boycot tegen Rusland fout, en besliste KBRSF-voorzitter José Hofman om geen atleten naar de Olympische Spelen te laten vertrekken in 1980, onder druk van de jumpingruiters die niet wilden gaan omdat ze vreesden anders niet meer aan competities in Frankrijk te mogen deelnemen. Dit alles ondanks de bereidheid van het BOIC om me wel af te vaardigen.
Heeft deze beslissing een grote impact op jouw leven gehad?
Dat is een understatement. Het was vooral een grote ontgoocheling op menselijk vlak. Ik herinner me dat ik op het moment van de beslissing logeerde in een klein dorpje, vlakbij de stallen van Theodorescu, en dat ik met bijna het ganse dorp de hele avond heb zitten wachten op een telefoontje van KBRSF- voorzitter Hofman, die me had beloofd om me onmiddellijk te op de hoogte te brengen en mijn mening te vragen. Dat telefoontje kwam er nooit, en dat was voor mij heel zwaar om dragen. Hij had immers zijn woord niet gehouden, en de dressuurdiscipline werd wel erg stiefmoederlijk behandeld.
Op dat moment heb ik inderdaad mijn internationale, sportieve ambities laten schieten. Ik had een job op het ministerie, en had daar al mijn carrièrekansen opgegeven voor de sport en voor de trainingen in Duitsland.BOIC wilde graag nog met mijn naar de volgende Olympische Spelen van L.A., dus die heb ik nog voorbereid, maar omwille van politieke redenen kon de Belgische dressuur ook hier geen atleten afvaardigen.Op dat moment vond er gelijktijdig met de Olympische Spelen, op dezelfde locatie ook een Jeugdkamp plaats. Ik werd door BOIC uitgenodigd om dit Jeugdkamp bij te wonen.
Was dat het begin van jouw carrière bij BOIC?
In 1983 begon ik aan een twee jaar durende cursus op de sportacademie. Op een bepaald moment werd ik door toenmalig BOIC-voorzitter Ridder Raoul Mollet gevraagd om mezelf kandidaat te stellen voor de Raad van Bestuur van BOIC. Omdat ik twijfelde belde hij mijn toen toekomstige echtgenoot op, die er uiteindelijk in slaagde om mij mijn kandidatuur te laten stellen. Grappig is dat ik op huwelijksreis in Argentinië in een Belgische krant, die onze hotelier had laten bezorgen, vernam dat ik met meerderheid van stemmen was verkozen!Uiteindelijk zetelde ik in deze Raad van Bestuur van 1985 tot 2017.
En van hieruit kwam je dan uiteindelijk bij het Belgian Paralympic Committee terecht?
In 1996 werd ik via de Paritaire Commissie van BOIC afgevaardigd als Belgische vertegenwoordigster voor alle sporten op de Paralympische Spelen van Atlanta. Ik nam een namiddag verlof om de paralympische dressuurproeven, die voor de eerste keer deel uitmaakten van de Paralympische Spelen, te volgen en zag onder meer Frankrijk en Duitsland aan het werk. Op dat moment kwam bij mij de overtuiging dat ik me moest inzetten voor de introductie van deze discipline in België. Ik nam mijn telefoon en belde Ingmar De Vos, toenmalig KBRSF-directeur en vertrouwenspersoon van Jacky BuchmannHij gaf me carte blanche en zo ging de bal aan het rollen.Met mijn Club, Quadrille, organiseerde ik de eerste classifiers, jurycursussen, demonstraties en scoutings. In 1997 organiseerden we het eerste BK ‘open’, en kregen landen als Nederland en Duitsland op bezoek.Met Jos Knevels, Liesbeth Vandevenne, Bert Vermeir en Francis De Baerdemaeker trokken we in ’99 voor het eerst als team naar het WK in Denemarken, met een eigen ploegdokter en auto’s die we leenden van Volkswagen – d’Ieteren. Pittig detail: toentertijd werd er nog met leenpaarden gereden. In 2000 behaalde Francis in Sydney een zilveren medaille, nog steeds met een ‘borrowed horse’.
In 2003 organiseerde mijn club Quadrille met Moorsele/Waregem het WK. Ik nodigde FEI uit om de wedstrijd bij te wonen en kon hen uiteindelijk warm maken om de paradressuur als officiële topsportdiscipline op te nemen vanaf 1/1/2006.In de daaropvolgende jaren waren er verschillende succesvolle Belgische internationale deelnames, zoals Bert Vermeir – Brons op het WK 2003 en de PS Athene 2004, José Lorquet – 2 medailles EK 2006,…
Wat wil je nu nog absoluut bereiken?
Ik hoop met heel mijn hart dat de Belgische atleten deze zomer in Tokio – want ik ben ervan overtuigd dat de Paralympische Spelen zullen doorgaan- topprestaties zullen neerzetten. Mijn rol daarin is om hen te omringen met de beste zorgen en omkadering en vooral om ervoor te zorgen dat op elk moment de atleten de meest cruciale rol spelen. Zij staan centraal, dat is het belangrijkste!Wat de paradressuur betreft, zij staan vijfde met het team, en hoewel ik niet te veel druk op hun schouders wil leggen, een medaille behoort zeker tot de mogelijkheden in Tokio!
bron: KBRSF
Anne, jij bent de grande dame bij uitstek van de Belgische Paradressuur, en je was ook zelf een succesvolle dressuuramazone. Hoe begon het allemaal voor jou?
Mijn ouders hadden een vakantiewoning en tijdens de vakanties hielpen mijn broer en ik de buren op het veld. Zij, Willy Alloo en Kamiel Devos hadden paarden en lieten ons rijden. Zo zijn we er eigenlijk ingerold. Oorspronkelijk sprongen mijn broer en ik, mijn broer zelfs op hoog niveau met het paard van de familie Devos, Ultra. Ikzelf heb eigenlijk een beetje van elke discipline geproefd, ook van dressuur en cross.
Ik ben dan naar Frankrijk getrokken en ben aan mijn opleiding tot instructeur begonnen in Saumur. Op dat moment was de titel ‘Instructeur d’Etat’, en werden alle disciplines nog onderricht in Saumur.Tot ik in een auto-ongeval betrokken raakte, en de dokters me afraadden om nog te springen. Toentertijd dacht men immers nog dat dressuur veiliger was (lacht).
En de weg naar jouw selectie voor de Olympische Spelen, hoe verliep die?
Mijn eerste Belgische Kampioenschappen dressuur reed ik aan het begin van de jaren ’70. En eigenlijk was ik een beetje de eeuwige derde, tot ik in 1977 Belgisch kampioene werd met Juroto, een paard van Albert Vanescote, vriend van de familie en peter van mijn oudste dochter.De toenmalige voorzitter van KBRSF, Chevalier de Menten de Horne, zag wel wat in mij en heeft me aangemoedigd om internationale wedstrijden te gaan rijden. Zo kreeg ik een selectie om Aken te rijden, en behaalde ik er, tussen de grote dressuurlanden, een zeer verdienstelijk resultaat.Toen er sprake was van een plaatsje voor mij voor de Olympische Spelen in Moskou, heb ik Saumur geruild voor Duitsland en ben ik gaan trainen bij Schulteiss en nadien bij Theodorescu. Ik werd hiervoor omkaderd door BOIC. Jammer genoeg liep het omwille van een boycot tegen Rusland fout, en besliste KBRSF-voorzitter José Hofman om geen atleten naar de Olympische Spelen te laten vertrekken in 1980, onder druk van de jumpingruiters die niet wilden gaan omdat ze vreesden anders niet meer aan competities in Frankrijk te mogen deelnemen. Dit alles ondanks de bereidheid van het BOIC om me wel af te vaardigen.
Heeft deze beslissing een grote impact op jouw leven gehad?
Dat is een understatement. Het was vooral een grote ontgoocheling op menselijk vlak. Ik herinner me dat ik op het moment van de beslissing logeerde in een klein dorpje, vlakbij de stallen van Theodorescu, en dat ik met bijna het ganse dorp de hele avond heb zitten wachten op een telefoontje van KBRSF- voorzitter Hofman, die me had beloofd om me onmiddellijk te op de hoogte te brengen en mijn mening te vragen. Dat telefoontje kwam er nooit, en dat was voor mij heel zwaar om dragen. Hij had immers zijn woord niet gehouden, en de dressuurdiscipline werd wel erg stiefmoederlijk behandeld.
Op dat moment heb ik inderdaad mijn internationale, sportieve ambities laten schieten. Ik had een job op het ministerie, en had daar al mijn carrièrekansen opgegeven voor de sport en voor de trainingen in Duitsland.BOIC wilde graag nog met mijn naar de volgende Olympische Spelen van L.A., dus die heb ik nog voorbereid, maar omwille van politieke redenen kon de Belgische dressuur ook hier geen atleten afvaardigen.Op dat moment vond er gelijktijdig met de Olympische Spelen, op dezelfde locatie ook een Jeugdkamp plaats. Ik werd door BOIC uitgenodigd om dit Jeugdkamp bij te wonen.
Was dat het begin van jouw carrière bij BOIC?
In 1983 begon ik aan een twee jaar durende cursus op de sportacademie. Op een bepaald moment werd ik door toenmalig BOIC-voorzitter Ridder Raoul Mollet gevraagd om mezelf kandidaat te stellen voor de Raad van Bestuur van BOIC. Omdat ik twijfelde belde hij mijn toen toekomstige echtgenoot op, die er uiteindelijk in slaagde om mij mijn kandidatuur te laten stellen. Grappig is dat ik op huwelijksreis in Argentinië in een Belgische krant, die onze hotelier had laten bezorgen, vernam dat ik met meerderheid van stemmen was verkozen!Uiteindelijk zetelde ik in deze Raad van Bestuur van 1985 tot 2017.
En van hieruit kwam je dan uiteindelijk bij het Belgian Paralympic Committee terecht?
In 1996 werd ik via de Paritaire Commissie van BOIC afgevaardigd als Belgische vertegenwoordigster voor alle sporten op de Paralympische Spelen van Atlanta. Ik nam een namiddag verlof om de paralympische dressuurproeven, die voor de eerste keer deel uitmaakten van de Paralympische Spelen, te volgen en zag onder meer Frankrijk en Duitsland aan het werk. Op dat moment kwam bij mij de overtuiging dat ik me moest inzetten voor de introductie van deze discipline in België. Ik nam mijn telefoon en belde Ingmar De Vos, toenmalig KBRSF-directeur en vertrouwenspersoon van Jacky BuchmannHij gaf me carte blanche en zo ging de bal aan het rollen.Met mijn Club, Quadrille, organiseerde ik de eerste classifiers, jurycursussen, demonstraties en scoutings. In 1997 organiseerden we het eerste BK ‘open’, en kregen landen als Nederland en Duitsland op bezoek.Met Jos Knevels, Liesbeth Vandevenne, Bert Vermeir en Francis De Baerdemaeker trokken we in ’99 voor het eerst als team naar het WK in Denemarken, met een eigen ploegdokter en auto’s die we leenden van Volkswagen – d’Ieteren. Pittig detail: toentertijd werd er nog met leenpaarden gereden. In 2000 behaalde Francis in Sydney een zilveren medaille, nog steeds met een ‘borrowed horse’.
In 2003 organiseerde mijn club Quadrille met Moorsele/Waregem het WK. Ik nodigde FEI uit om de wedstrijd bij te wonen en kon hen uiteindelijk warm maken om de paradressuur als officiële topsportdiscipline op te nemen vanaf 1/1/2006.In de daaropvolgende jaren waren er verschillende succesvolle Belgische internationale deelnames, zoals Bert Vermeir – Brons op het WK 2003 en de PS Athene 2004, José Lorquet – 2 medailles EK 2006,…
Wat wil je nu nog absoluut bereiken?
Ik hoop met heel mijn hart dat de Belgische atleten deze zomer in Tokio – want ik ben ervan overtuigd dat de Paralympische Spelen zullen doorgaan- topprestaties zullen neerzetten. Mijn rol daarin is om hen te omringen met de beste zorgen en omkadering en vooral om ervoor te zorgen dat op elk moment de atleten de meest cruciale rol spelen. Zij staan centraal, dat is het belangrijkste!Wat de paradressuur betreft, zij staan vijfde met het team, en hoewel ik niet te veel druk op hun schouders wil leggen, een medaille behoort zeker tot de mogelijkheden in Tokio!
bron: KBRSF